Thuismonitoring bij zwangerschapsdiabetes pakt nog beter uit dan Internist-endocrinoloog Ingo Eland vooraf al had verwacht. “De zorglast bij ons diabetesteam is aanzienlijk afgenomen. Patiënten geven aan dat ze blij zijn dat ze niet naar het ziekenhuis hoeven te komen. En door de dagelijkse metingen die de zwangeren zelf doen, krijgen we een constanter beeld van hun glucosewaarden.”
Medisch specialisten, diabetesverpleegkundigen, verpleegkundig specialisten en diëtisten vanuit het St. Antonius Ziekenhuis (Utrecht/Nieuwegein), MST (Enschede) en Canisius Wilhelmina Ziekenhuis (Nijmegen) hebben de handen ineen geslagen voor thuismonitoring bij zwangerschapsdiabetes. Ingo Eland vertelt over de kracht van deze samenwerking: “Veel ziekenhuizen bieden al lokale thuismonitoring bij diverse aandoeningen, ook hier in het St. Antonius Ziekenhuis. Maar een Zorg bij jou-zorgpad is een co-creatie vanuit Santeon ziekenhuizen, met op termijn ook centrale monitoring. Zorg bij jou wordt landelijk uitgerold zodat ook andere zorginstellingen kunnen aansluiten. Ook willen we dit doortrekken en de verbinding maken met de eerstelijn. Verder zetten we van begin af aan in op zorgtransformatie. We willen dus niet een app toevoegen aan de bestaande zorg, maar deze zorg echt anders vormgeven.”
Samen verder komen
Om tot één aanpak te komen moet je je ook aanpassen. Ingo: “Deze zorg is goed te standaardiseren. Toch zijn er nog verschillen tussen ziekenhuizen. Zo varieerde hoe vaak je de glucosewaarden controleert en wanneer je een aanpassing maakt in de therapie. Daarin is geen waarheid, maar je moet het wel gelijk trekken. Daarbij kun je die zorg niet los zien van de regio en samenwerking met gynaecologen en verloskundigen. Maar een gezamenlijke aanpak is wel nodig om voor elkaar te kunnen monitoren.”
“In het begin vroeg dit wel om offers. We maakten in het St. Antonius gebruik van een systeem waarbij metingen automatisch werden doorgegeven vanuit de glucosemeter. Met het Zorg bij jou-zorgpad moesten we eerst weer terug naar handmatig invoeren. Dat hebben we gedaan omdat we erin geloofden dat we uiteindelijk verder zouden komen, wat ook is gebeurd. Handmatige invoering is inmiddels niet meer nodig; de gegevens gaan vanuit de glucosemeter via bluetooth naar het medisch servicecentrum (MSC).
“Ook de tijd die de ontwikkeling vraagt is een investering om uiteindelijk samen verder te komen. Ik vind dat niet erg, want het is heel leuk om te doen en het levert veel op, zeker voor ons diabetesteam.”
Capaciteit weer op orde
Ingo: “De zorglast voor patiënten met zwangerschapsdiabetes was heel groot met meerdere fysieke controles per week en telefonische contacten met de diëtist of de diabetesverpleegkundigen. Nu heeft ons diabetesteam nog één startgesprek als iemand begint met thuismonitoring. Als het nodig is, geven collega’s van het MSC extra uitleg. Zij nemen ook de eerste actie als de glucosewaarden afwijken, zoals advies om het dieet aan te passen of over de insulinedosering. Dat hebben we vastgelegd in het protocol.”
“Doordat je van elkaar leert, merk je ook wat er efficiënter kan. Zo zie je vanuit de praktijk dat je de instructies voor het meten en spuiten prima online kunt geven, evenals de nacontrole. We hebben deze zorg nog veel meer gedigitaliseerd dan we op voorhand van plan waren. En de impact pakt nog beter uit dan ik had verwacht. Wij hadden een tekort aan interne capaciteit voor diabeteszorg. Dankzij de digitale zorg en de inzet van het MSC is dit nu opgelost.”
Liever thuis
“Ook de patiënten zijn tevreden”, vervolgt Ingo. “Velen geven aan dat ze het zo fijn vinden dat ze dit thuis kunnen doen. Maar ook geven ze verbeterpunten aan voor de app. Die worden stap voor stap opgepakt.”
Er volgt nog een evaluatie op de zorguitkomsten. Ingo: “Ik verwacht dat de kwaliteit net zo goed is, maar met veel minder moeite van de patiënt én het diabetesteam. Bovendien hebben we nu een constanter beeld van de glucosewaarden omdat we deze op dagbasis krijgen, waar we vroeger één keer per week meekeken.”
“De essentie is: wat je ontwikkelt moet je zo maken dat het voordeel biedt aan de patiënt én de zorgverleners. Dan wordt het ook echt gebruikt en kun je het aanbieden als standaardzorg voor iedereen.”